anyone iedereen
everybody iedereen
everything alles
he hij
her haar
herself zich
him hem
himself zich
his zijn
it het
me mij
my mijn
our ons
she zij
that dat
their hun
them hen
| | these deze
they zij
this dit
those die
us ons
we wij
what wat
when wanneer
which welke
which welke
who wie
whom wie
whose wiens
you jij, je
yourself jezelf
|