Dutch to French dictionary : Universal dictionary

This Dutch to French dictionary searches words in both directions at the same time.
Both Dutch to French and French to Dutch translations will be listed at once.

#Dutch'baby (m'f), zuigeling (m'f), pasgeborene (m'f) bébé (m)
appel (m) pomme (f)
bloem (f) fleur (f)
boek (n) livre (m); bouquin (m)
boom (m) arbre (m)
broer (m), broeder (m) (formal) frère (m)
dag (m); etmaal (n) jour (m); journée (f)
dank u, dank je, dankjewel, bedankt merci; je vous remercie
dier (n); beest (n) animal (m); bête (f)
fruit (n); vrucht (f) fruit (m)
gaan aller
geld (n) argent (m)
hallo, hoi, dag (informal), goede dag (formal) salut; bonjour
hond (m) chien (m)
huis (n); onderkomen (n) maison (f)
huiskat; kat (m); poes (f); kater (m) chat (m); chatte (f)
ja oui
jongen (m); knaap (m) garçon (m)
lezen lire
liefde (f) amour (m)

luisteren; naar écouter
man (m); heer (m) homme (m)
meisje (n); meid (f); meidje (n); griet (f); grietje (n) fille (f); jeune fille (f)
moeder (f) mère (f)
nee#Dutch'nee, neen (formal) non
paard (n); (n) cheval (m)
school (f) école (f); collège (m)
schrijven écrire
stad (f) ville (f)
tijd (m) temps (m)
vader (m); papa père (m); papa
voedsel (n); eten (n) nourriture (f); alimentation (f); manger (m); bouffe (f)
vrede (f); peis (f) paix
vriend, vriendje (m), vriendin, vriendinnetje (f), maatje (m'f) ami (m); amie (f)
vrouw (f) femme (f)
vuur (n) feu (m)
water (n) eau (f)
zus (f); zuster (f) sœur (f)

French to Dutch dictionary | Learn French | French vocabulary | French flashcards