afternoon [de] middag, [de] namiddag
age [de] ouderdom, [de] leeftijd
April [de] april
August augustus
autumn [de] herfst
beginning [het] begin
century [de] eeuw
date [de] datum
day [de] dag
December [de] december
end einde
evening [de] avond
February [de] februari
Friday [de] vrijdag
future [de] toekomst
hour [het] uur
January [de] januari
July [de] juli
June [de] juni
May mei
midnight [de] middernacht
minute [de] minuut
moment [het] moment
moment [het] ogenblik
Monday [de] maandag
month [de] maand
morning [de] ochtend
| | night [de] nacht
November [de] november
now [het] nu
October [de] oktober
past [het] verleden
pause [de] pauze
period [de] periode
present tegenwoordig
Saturday [de] zaterdag
season [het] seizoen
second [de] seconde
September september
spring [het] voorjaar
summer [de] zomer
Sunday [de] zondag
Thursday [de] donderdag
today vandaag
tomorrow morgen
Tuesday dinsdag
Wednesday [de] woensdag
week [de] week
weekend [het] weekend, [het] weekeinde
while [de] poos
winter [de] winter
year [het] jaar
|